Moe
En plots ben ik zo moe.
Zo moe dat mijn lijf verstart, bevriest.
Ik staar naar de lucht, de wolken, groot en mooi,
de wind, die koele wind.
Ik staar en voel.
Moe ben ik.
Ik laat het in mij zakken,
die vermoeide bal,
het touw dat aan mij trekt.
Zo moe, zo ben ik nu.
Laat mij nu.
Ik moet het laten.
Niet verzetten.
Wat is, dat is.
Geen idee waar het vandaan komt.
Ik zoek er niet naar.
Ik mag nu moe zijn.
Moe.
(90)